De dirigent

Hier leest u meer over Martin de Jong
als dirigent.

Het meest waardevolle van dirigent zijn

“Ik hou het meest van de momenten waarop de nootjes van een lied muziek beginnen te worden. Dat je met elkaar beleeft: ‘DIT IS HET!’ of ‘Ja, zó wordt dit een mooi nummer’ en ‘Zó kunnen we de boodschap van dit lied het beste kwijt’. Dat vind ik waardevol.”

Martin als koordirigent

Hoe ga je te werk tijdens de repetities?
“Dat is heel verschillend en vooral afhankelijk van het stadium waarin je aan het repeteren bent. Begin je net met een nieuw stuk of zit je vlak voor een concert, om maar eens twee uitersten te noemen. In het algemeen kan ik het volgende wel kwijt: als ik met een (voor het koor) nieuw muziekstuk bezig ben, begin ik meestal niet vooraan, maar bij een moeilijke passage, zodat we die vast ‘in de knip’ hebben. Maar soms vind ik het belangrijk dat het koor een indruk krijgt van het totale lied. Dan zal ik het eerst in z’n geheel laten horen om er daarna de tanden in te zetten. Vervolgens komt er iets wat ik het beste kan omschrijven als een ‘mengelmoesproces’: zorgen dat alle nootjes goed zitten, dat de uitspraak goed loopt, dat de adempunten worden vastgesteld, het tempo helder én de dynamiek op orde is (denk: waar gaan we sterker of zachter zingen).” 

Een ander ingrediënt van een repetitie is stemvorming. “Mijn voorkeur gaat ernaar uit niet klakkeloos de repetitie te beginnen met een kwartier toonladders of zoiets. Ik probeer een stukje techniek aan de orde te brengen op het moment waarop we in een muziekstuk tegen een probleem aanlopen. Ik pak dan dat probleem beet en reik, liefst op een interactieve manier, een aantal oplossingen aan, waaruit we dan de beste met elkaar zien te vinden. Dit werkt stimulerend voor de koorleden, omdat ze actief betrokken zijn bij probleem én oplossing. Bovendien kunnen ze vijf minuten later in de praktijk dat probleem leren te overwinnen; dan blijft het ook beter hangen.” 

Welke dingen vind je verder nog belangrijk in repetities?
“Items die veelvuldig terugkomen als ik aan het werk ben:
– Articulatie: Ik ben een beetje een taalfreak. Uitspraak moet verstaanbaarheid opleveren.
– Harmonie: ik ben zeer gespitst op zuiverheid en mag graag oefeningen bedenken waarbij de oren van mijn koorleden getraind worden in het bereiken van de mooiste drie-, vier-, of vijfklanken.
– Intonatie: altijd van bovenaf een toon benaderen (jazzy uitzonderingen daargelaten).
– Koorklank: deze wordt bepaald door de samenklank van alle zangers. Klim in de klank van je buurman of buurvrouw en er ontstaat homogeniteit. Zing met je mond, maar luisteren is belangrijker. Je hebt niet voor niets één mond, maar twee oren!”

Wat zijn de genres waar je mee werkt?
“Ik geef er de voorkeur aan mijn koren kennis te laten maken met zoveel mogelijk genres, omdat je daar veel van leert en omdat je zo je smaak beter kunt leren definiëren. Wat niet mag ontbreken is de afwisseling tussen vette feestnummers met een hoop toeters en bellen enerzijds en bijvoorbeeld een verstild a capella-nummer anderzijds. Dat houdt jezelf scherp en het zorgt ervoor dat je publiek op het spreekwoordelijke puntje van de stoel blijft zitten.”